maandag 19 maart 2012

Reflectie3: de opdracht What if en oefeningen tijdens de les


Dit bericht geeft een reflectie op de laatste drie opdrachten, die we hebben uitgevoerd voor en tijdens de vierde les Digitale werkvormen. Dit gaat over de volgende 3 opdrachten:

  • het opstellen van de What if's
  • het maken van een plan van aanpak voor herontwerp
  • het uitvoeren van de TPACK game
De doelstelling van de What if's opdracht was inzicht te verkrijgen in alternatieve werkvormen voor het geval de gekozen digitale aanpak niet zou werken. Aangezien ik kom uit het niet digitale tijdperk was dat niet zo'n uitdaging. Moeizaam was het onderbouwen van de keuzes met behulp van de literatuur, omdat ik die literatuur eigenlijk niet nodig had. Dan wordt het een beetje kunstmatig. Ik had het eerlijk gezegd een heel erg leuke opdracht gevonden als we een lijst hadden moeten maken van digitale oplossingen voor analoge werkwijzen.  Dat had beter gepast bij mijn persoonlijke leerdoelen. Als ik een keer tijd heb, denk ik dat ik dat ook maar eens ga doen. Dan hoef ik niet elke keer na te denken, maar kan ik kiezen uit de mogelijkheden, die ik zelf heb verzameld (in het Nederlands) met behulp van de theorie. Het lijkt me heel handig om zo'n lijst te hebben en ook bij te houden als je weer van nieuwe mogelijkheden hebt gehoord. De lijst van Harris en Hofer kan daarbij zeker helpen en ook hst. 2 van het boek van Baars et al.

Die nieuwe mogelijkheden hebben we vandaag weer aangeboden gekregen tijdens de les als ondersteunende creatieve manieren om een presentatie te maken voor de laatste les. Daar zitten een paar leuke uitdagingen bij waar ik me de komende twee weken zeker in ga verdiepen. 

De opdracht voor het maken van een herontwerp is zeker zinvol, maar erg tijdrovend. Ik maak eigenlijk al jaren geen lesontwerpen meer. De content zit er goed in. Nieuwe ontwikkelingen houd ik bij met vakliteratuur, bpv-begeleiding en vooral middels lessen aan volwassen en ervaren medewerkers binnen mijn vakgebieden en ook oud-leerlingen houden me bij de les.
Als er digitale vernieuwingen zijn binnen mijn vakgebied (TCK) sta ik altijd wel vooraan om hiervan in mijn lessen of middels bedrijfsbezoeken met de leerlingen iets mee te doen. Het is immers mijn verantwoordelijkheid om de leerlingen voor te bereiden op hun beroep zoals dat er nu uitziet en bijblijven is een absolute voorwaarde.

Ik moet wel toegeven dat het inzetten van ICT-ondersteuning bij de didactiek (TPK) naar mijn persoonlijke beleving soms wat achterloopt, maar vergelijk ik mezelf met mijn (eveneens op leeftijd zijnde) collega's dan valt dat enorm mee. Maar "wie zich aan een ander spiegelt....". Wat dat betreft was de omgekeerde What if's opdracht een goed hulpmiddel. Een reden temeer om die dus echt te gaan doen. Past bij mijn leerdoelen.

Vandaag hebben we tijdens de les echt een eyeopener van een opdracht gedaan: de TPACK game. Met behulp van kaartjes met allerlei voorbeelden van didactische werkvormen en mogelijke ondersteunende ICT-middelen (TK) hebben we bekeken welke mogelijkheden we in eerste instantie zouden kiezen om een leerdoel te bereiken om vervolgens te gaan zoeken naar alternatieve digitale werkvormen (TPK) en ICT ondersteuning (TK) om het zelfde leerdoel te bereiken. 










Leuk om over na te denken en heel leuk om van anderen te horen welke keuzes zij maakten en waarom. Ik houd van samenwerken, actief bezig zijn en leren van anderen. Dit soort lessen scoren bij mij hoog op het rendement. 


Ik ben gewoon een praktijkmens en de piramide van Bales is voor 100% op mij van toepassing! Kwestie van inkoppen en scoren.



Wat heb ik geleerd van bovengenoemde opdrachten:
* de What if's opdracht leverde niets op
* de omgekeerde What if's opdracht gaat wel veel opleveren
* content-technisch gezien ben ik aardig bij en heb ik een goede 
   systematiek om bij te blijven
* het vergroten van mijn kennis op het gebied van TPK blijft een uitdagend 
   aandachtspunt, waaraan vandaag weer een positieve bijdrage is 
   geleverd
* niet meteen kiezen voor het eerste dat bij me opkomt op het gebied van 
   TK, maar kijken naar alternatieven maakt voorbereiden en waarschijnlijk 
   ook  de lessen zelf  uitdagender voor mij en ook voor de leerling


vrijdag 16 maart 2012

Weer wat geleerd

Zo langzamerhand wordt het steeds meer duidelijk, dat social media leuke uitdagingen bieden voor het onderwijs. Eerlijk gezegd veel meer dan ik dacht.
Het vorige bericht in dit blog geeft een overzicht van nieuwe wetenswaardigheden. Daaruit blijkt dat het kennen van de mogelijkheden alleen niet genoeg is, maar ook dat een methodische aanpak voor de toepassing voorwaarde is voor goed gebruik. Door de veelheid van mogelijkheden ligt overkill op de loer, gewoon omdat het zo leuk is om alles uit te proberen en ook omdat de leerlingen er nieuwsgierig naar zijn en alles willen uitproberen. Dan wordt het meer een spelletje -en een leuk spelletje- maar dat is natuurlijk niet de bedoeling.

Gelukkig of helaas -het is maar hoe je het bekijkt- steekt de ICT-afdeling van het ROC waar ik werkzaam ben er een stokje voor dat niet alles zo maar in te zetten is. Uit veiligheidsoverwegingen zijn bepaalde toepassingen niet mogelijk en daar valt niet over te soebatten.

Het belangrijkste dat ik de afgelopen weken heb bijgeleerd is, dat ik goed voor ogen moet houden, dat de leerdoelen leading blijven, de didactische werkvormen daarop aangepast dienen te worden en dan pas bekeken moet worden welke keuze ik moet maken uit de veelheid van mogelijkheden aangepast aan doelen en werkwijzen. Maar eigenlijk zou ik zo graag in de valkuil springen en eerst kijken wat ik nu eens wil proberen en hoe ik dat kan inzetten voor de eerstkomende les. Verleidelijk....

Het overzicht van Harris en Hofer geeft een veelheid aan alternatieven voor didactische werkvormen in de ICT sfeer. Ik probeer eigenlijk elke week met meer of minder succes iets nieuw uit en zo ontwikkel ik kennis en vaardigheden op dit gebied met vallen en opstaan.

Het uitproberen kost wel tijd, want handig ben ik nog steeds niet, en tijd heb ik nog te weinig, maar het hoeft niet allemaal tegelijk en nu. Bij blijven en alert blijven en blijven experimenteren is voorwaarde voor verdere ontwikkeling.

donderdag 15 maart 2012


ICT toepassingen in de praktijk  van het onderwijs

Een veelgemaakte fout bij het gebruik van ICT in het onderwijs kan zijn,  dat er eerst gekeken wordt naar de ICT-toepassingen als didactische werkvormen, die in de les gebruikt kunnen worden en daarna pas naar leerdoelen, de daarbij passende cognitieve niveaus en manier van toetsen. Deze volgorde kan ten koste gaan van de leerdoelen en de kwaliteit van het onderwijs.

Voorwaarde voor goed onderwijs is een goede afstemming van leerdoelen, didactische werkvormen/leermaterialen en toetsen. Voorop dienen de leerdoelen te staan. Het is handig om eerst een hoofddoelstelling per les te definiëren en die vervolgens onder te verdelen in subdoelen en afzonderlijke leerdoelen. Daarna is het aan te bevelen om deze leerdoelen te classificeren volgens Gagné en Bloom en kunnen dan de didactische werkvormen gekozen worden, die passen de classificatie als bij de didactische behoefte/mogelijkheden van de studenten. Is die keuze eenmaal gemaakt dan kan daarna gekeken worden of en welke ICT-toepassingen daarbij passen (Harris, J. en Hofer, M. 2009) als alternatieve werkvorm.  Hierbij dient ook gekeken te worden naar de manier van toetsen als dit relevant is. 

In mijn lespraktijk is dit minder aan de orde. De toetsen worden ingekocht, zijn altijd multiple choice toetsen, waarmee parate kennis en inzicht summatief wordt getoetst. Verder werk ik met opdrachten die formatief beoordeeld worden. Met name voor de opdrachten (waarmee studenten kennis vergaren, inzicht ontwikkelen, praktische toepassingen aanleren) kunnen ICT-toepassingen goed gebruikt worden en werken ze heel motiverend.

Harris en Hofer geven een inspirerend overzicht van mogelijke technologische toepassingen die als werkvorm aansluiten bij de verschillende classificatieniveaus en kunnen dienen als alternatief voor niet technologische didactische werkvormen.  Daarbij adviseren ze om het aantal gebruikte werkvormen aan te passen aan de beschikbare lestijd, tijd die gestoken dient te worden in opdrachten buiten de lessen om en uiteraard ook aan de vaardigheden en interesses van de studenten. 

Mijn persoonlijke ervaring is, dat wanneer de studenten de vrije keuze hebben uit verschillende werkvormen, zij zich uitgedaagd voelen om eerst verschillende manieren te onderzoeken alvorens een keuze te maken. Dat werkt motiverend en er ontstaan leuke discussies tijdens de lessen over hun ervaringen waarvan de docent ook veel kan leren.

Ook in het boek Digitale Didactiek worden adviezen gegeven voor voorbereiding en uitvoering van lessen aansluitend op het advies van Harris en Hofer (hst 1). Er worden duidelijke tips en trics gegeven t.a.v. de toepassing van ICT daarbij (hst 2). Een eye opener is hoofdstuk 3, waarin een en ander wordt verteld over de juridische valkuilen (auteursrechten) waar ik me in elk geval tot nu toe helemaal niet druk over heb gemaakt. Dat gaat wel veranderen!
In dit zelfde hoofdstuk staan ook zeer zinvolle tips over het selecteren en ontwikkelen van online leermateriaal, delen van bronnen en manieren om te verwijzen naar elektronische informatiebronnen.  Op zich heel interessant, maar helaas tijdrovend en voor een ander niveau studenten dan die waaraan ik les geef. Daardoor niet direct van toepassing in mijn lespraktijk, maar wie weet….

Kernwoorden voor de 3 hoofdstukken uit dit boek zijn:
Hst 1: afstemming
Hst 2: methodisch werken
Hst 3: structuur en orde

Aandachtspunten voor de voorbereiding hebben betrekking op de organisatie en planning, het gestructureerd en helder geformuleerd en gekoppeld aan de leerdoelen aanbieden van lesstof en opdrachten. Studenten weten dan wat er van hen wanneer op welke manier verwacht wordt en welke begeleiding en informatie(bronnen) er wordt aangeboden. Een digitale leeromgeving kan hierbij zeker nut hebben mits gestructureerd en overzichtelijk opgezet. Lesstof kan op deze digitale leeromgeving vooraf worden aangeboden, zodat studenten zich kunnen inlezen en/of naderhand aangeboden, zodat zij nog eens terug kunnen kijken op de lessen. Opdrachten kunnen via de leeromgeving worden gezet voorzien van informatiebronnen in de vorm van links naar interessante websites of filmpjes. De leeromgeving kan gebruikt worden voor communicatie tussen studenten onderling en tussen studenten en docenten via bijv. een forum, waarop vragen gesteld en beantwoord kunnen worden, studenten en docenten discussies kunnen voeren of op polls kunnen reageren . Zo wordt online instructie makkelijk te realiseren. Het is wel belangrijk studenten daarbij actief te houden en te stimuleren hieraan mee te doen.


Bij de uitvoering van de lessen is het zaak om bij de werkvormen rekening te houden met de verschillende manieren waarop studenten willen en kunnen leren. Variatie is voorwaarde voor gelijke kansen voor de verschillende voorkeuren voor leerstijlen van de studenten. De leerstijlen van Kolb en de leerpiramide van Dale geven inzicht in de mogelijkheden en effectiviteit gekoppeld aan de leerdoelen. Bij de keuze voor didactische werkvormen dient aandacht besteed te worden aan de vraag of de werkvorm aansluit bij het leerproces van de studenten, bij de leerdoelen, bij de verschillen in leertempo, leerstijlen en voorkeuren voor werkvormen tussen de studenten en de grootte van de groep en beschikbare tijd. Bij die keuze spelen de persoonlijke opvattingen van de docent over goed onderwijs, zijn onderwijsstijl en zijn ervaring/vaardigheden een belangrijke rol en niet in het minst ook de beschikbaarheid van ICT-middelen binnen de onderwijsinstelling.

Het is voor effectief en efficiënt onderwijs een voorwaarde dat docenten niet alleen kennis van en ervaring hebben met het brede aanbod van (ICT) werkvormen, maar ook dat zij
  • goed op de hoogte zijn van eventuele beperkingen van studenten, zodat zij daarmee rekening kunnen          houden,
  • goed op de hoogte zijn van niveauverschillen om ook daarmee rekening te kunnen houden, 
  • alert zijn op het bevorderen en in stand houden van motivatie en zelfvertrouwen van de studenten door het aanbieden van verschillende didactische werkvormen en oefeningen en opbouwende feedback,
  • letterlijk (persoonlijk) en figuurlijk (digitaal) zichtbaar en bereikbaar te zijn voor de studenten.
Mogelijkheden van ICT-toepassingen in het onderwijs liggen op het gebied van de communicatie, instructie en samenwerken
  • studenten en docenten kunnen tijd- en plaatsonafhankelijk hun bijdragen leveren
  • interactie is ook mogelijk tussen face to face contacten door
  • ook mensen van buiten het onderwijs kunnen een bijdrage leveren (ex-studenten, studenten in het                               buitenland, experts, mensen uit het werkveld
  • communicatie kan gemakkelijker en efficiënter,
  • hoorcolleges kunnen ondersteund worden met behulp van Power Point of Prezi-presentaties waarbij   weer gebruik gemaakt kan worden van allerlei internetfaciliteiten
  • online colleges zijn mogelijk (zie de webinars van Boom of de online colleges van de OU)
  • het is mogelijk online samen te werken met behulp van bijv. Gooledocs (samenwerken aan opdrachten), Edistorm (brainstormen online), publiceren van blogs met feedback mogelijkheden of online discussie of debat op een forum.
Eindeloos veel (te veel om hier te beschrijven) afwisselende en uitdagende manieren om actief bezig zijn tijdens en buiten de lessen maken het voor studenten en docenten mogelijk om op die momenten individueel of samen aan het werk te gaan met de lesstof en opdrachten dat het hun het beste uitkomt zonder dat afstanden in plaats en tijd daarbij een cruciale rol spelen.
Online leermateriaal is actueler, meer divers, flexibeler, authentieker en goedkoper dan gedrukt leermateriaal. Nadelen kunnen liggen in de productie, de copyrights en het feit dat niet alle studenten het prettig vinden om steeds voor de computer te zitten en om vanaf de pc te lezen. Veel studenten printen toch de stukken uit.

Online leermateriaal kan aangeboden worden door de docenten, samen met de studenten worden geselecteerd of door de studenten zelf worden gevonden.

Door de veelheid van het aanbod is het belangrijk het materiaal te ordenen en up to date te houden. Ook de controle op de juistheid van de informatie is een issue.  Het is verstandig om studenten te leren zoeken en de waarde van de bronnen te leren beoordelen. Daarbij moet ook rekening gehouden worden met auteursrechten.

  • Het is toegestaan om in een digitale leeromgeving te verwijzen naar werk van anderen dat via internet bereikbaar is
  • Het is niet toegestaan om materiaal van andere websites zonder toestemming van de  rechthebbende aan de digitale leeromgeving toe te voegen, maar een link naar het materiaal mag wel, waardoor het alsnog makkelijk bereikbaar is,
  • Tijdens presentaties mag zonder toestemming vooraf geen materiaal van een ander getoond worden aan studenten
  • Materiaal van een ander mag uitsluitend voor eigen gebruik gekopieerd worden naar de eigen computer.
Dit geldt ook voor het gebruik van door studenten geproduceerd materiaal.

Door de veelheid van aangeboden materiaal op internet is het handig om bij opdrachten voor studenten een overzicht aan te bieden van mogelijke bronnen.

Social bookmarking is het verzamelen door de docent van online bronnen, die zowel door de docent als door de studenten zijn gevonden. Dit gebeurt middels en account op een social bookmark website die via een knop in de digitale leeromgeving toegankelijk wordt gemaakt. Een overzicht van favoriete bronnen is een handige vindplaats voor goed materiaal. Hierbij kunnen studenten ook  hun eigen materiaal toevoegen, zodat andere studenten hiervan gebruik kunnen maken en studenten van elkaar kunnen leren. Door zichtbaar te maken hoe vaak studenten van een bron gebruik hebben gemaakt wordt duidelijk of een bron interessant is of niet.

Kennis die studenten hebben verworven en interessant is om te delen met andere studenten kan ook beschikbaar gemakt worden middels een wiki. Ook hierbij een structuur en ordenen een voorwaarde om de kennis toegankelijk te krijgen en houden. Beheer hiervan is noodzakelijk.

Tenslotte is het zaak om en eenduidige manier te hebben om studenten te laten verwijzen naar digitale bronnen en hoe deze te citeren. Instructies en oefeningen  kunnen helpen om studenten hiermee om te leren gaan. Ook deze instructies en oefeningen kunnen wee aangeboden worden via de digitale leeromgeving.